Martinus van Tours, beter gekend als Sint-Maarten, leefde van 316 tot 397. Hij werd geboren als zoon van Romeinse ouders in Savaria (Hongarije). Zijn feestdag is 11 november.
Vandaag herdenken we Sint-Maarten vooral om één wapenfeit: toen hij als heidense Romeinse soldaat bij de stadspoort van Amiens aankwam, zag hij een schamel geklede bedelaar die huiverde van de kou. Zonder aarzelen pakte hij zijn zwaard, sneed zijn soldatenmantel doormidden en gaf de helft aan de bedelaar.
De volgende nacht verscheen Christus in zijn droom met de helft van de mantel om zijn schouder. Op dat ogenblik wilde Martinus niet langer soldaat blijven, maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Zijn veldheer beschuldigde hem van lafheid. Om het tegendeel te bewijzen, stelde Martinus hem voor om ongewapend ten strijde te trekken, in de beslissende slag tegen een overmacht bij Worms (Duitsland) en wel aan het hoofd van de troepen. De krijgsheer ging akkoord: als Martinus ongeschonden uit de strijd kwam, mocht hij het leger verlaten. Aldus geschiedde, want door zijn heilige moed gaf de tegenstander zich zonder slag of stoot over. Martinus kreeg zijn vrijheid terug en trok zich terug in de verlaten wouden van Poitiers, naar de leefregel van de oosterse kluizenaars. Hij stichtte er in 370 de eerste kloostergemeenschap van West-Europa. Kort nadien koos de bevolking van Tours hem tot bisschop. Tours werd een belangrijk pelgrimsoord dat zich kon meten met Jerusalem en Rome. Martinus stichtte kloosters en staat bekend voor het verrichten van genezingen en wonderen. Hij werd een van de populairste heiligen van de middeleeuwen en vereerd door zowel de westerse als oosterse kerk. Kort na zijn dood in 397 begonnen de bedevaarten naar zijn graf in de basiliek van Tours, waar hij op 11 november begraven werd.
De vele afbeeldingen van Sint-Maarten die we terugvinden in de kunst, verwijzen telkens naar de episode in zijn leven waarbij hij zijn mantel deelt en de daaropvolgende Christuservaring die zijn verdere lot bepaalde. De grote Nederlandse dichter Martinus Nijhoff verweet zijn naamgenoot:
“Ook gij waart klein, want in uw naaste in nood
Gaaft gij een helft, geen ganschen mantel.”
Dit maakt hem in de dichter zijn ogen juist menselijk en aards.
Je kan deze daad ook anders begrijpen: Christus vraagt niet dat wij alles weggeven. De helft is al goed en moeilijk genoeg. Het christelijke principe, waarbij je je naaste moet beminnen als jezelf, houdt in dat ook wij het recht hebben om te bestaan, net zoals de ander: niet meer, maar ook niet minder. In die zin is Sint-Maarten de held van de eerlijke verdeling, de herverdelende rechtvaardigheid, het zinnebeeld van het evenwicht tussen jij en ik.
Broederlijkheid.
De feestdag van Sint-Maarten wordt in de lagere klassen van de steinerschool gevierd met een – ook aansluitend bij de Vlaamse folklore – lantarentocht, gezang en geschenken. In het middelbaar wordt Sint-Maarten herdacht door een dag van sociale actie, in dienst van de wereldwijde nood die aansluit bij een initiatief in vele steinerscholen in Europa: Waldorf One World.

Terug naar De pedagogie