Een van de op het eerst gezicht misschien vreemde aspecten van een steinerschool zijn de spreuken.
Spreuken worden gezegd bij het begin en einde van de dag, voor het begin van een maaltijd, bij het begin en einde van een vergadering, bij een feestelijke gelegenheid ….
Er zijn ook bijzondere spreuken voor het afscheid van de twaalfde klas, voor een gestorven leerling, voor de inwijding van het schoolgebouw en andere blije of droevige gelegenheden.
Iedere leerling krijgt, vooral in de lagere school, een persoonlijke spreuk op het einde van het schooljaar. Zij zijn in woorden gevat door Rudolf Steiner zelf, maar kunnen ook van anderen zijn. Bijvoorbeeld van de leraar of – later zelfs – van de leerling: er bestaan ook spreuken speciaal voor leraren.
Vooral de ochtendspreuk is een meditatie die leerlingen hun hele schooltijd begeleidt.

De ochtendspreuk van de eerste tot de derde klas luidt als volgt:
Het lieve licht der zonne
Verheldert mij de dag
De geestesmacht der ziel
Geeft hand en voeten kracht
In zonnelicht en glans
Vereer ik diep, o God
De mensenkracht die Gij
In ’t binnenste van mijn ziel
Vol goedheid hebt geplant
Dat ik met blijdschap werken
Met vreugde leren kan
Van U straalt licht en kracht
Tot U stromen liefde en dank.

Vanaf de vierde tot en met de twaalfde klas begint de dag met:
Ik zie rond in de wereld,
waarin de zon haar licht zendt,
waarin de sterren fonkelen,
waarin de stenen rusten,
de planten levend groeien,
de dieren voelend leven,
waarin de mens bezield
de geest zijn woning geeft;

Ik schouw diep in mijn ziel,
die binnen in mij leeft,
De Godesgeest, hij weeft
in zon- en zielenlicht,
in wereldruimten buiten,
in zielendiepten binnen.

Tot u, o Godesgeest,
wil ik mij vragend wenden,
dat kracht en zegen,
voor leren en voor arbeid,
zich in mijn ziel ontplooien.

De leerlingen zeggen deze spreuken klassikaal en dit iedere dag.
Ze zijn de belichaming van het opvoedkundige belang van dagelijkse herhaling.
Iedere dag bezin je voor je begint en je geeft nooit op.
In wezen is dat iedere dag hetzelfde, ook al beleef je dat alle dagen anders.
In deze spreuk sta je even stil bij je plaats in de wereld, in de kosmos, in de natuurrijken, tussen de mensen, bij je plaats als mens in de wereld.
Je vraagt aan de geest die dat grote geheel doorweeft, kracht voor leren en werken.
Je plaatst jezelf even in het centrum van de tijd en de ruimte met een moment van stilte dat toch ook gedachten-rijk is, vol geestelijke potentie.
Een minuut stilte waarin iets niet-alledaags gezegd wordt over het wezen van de dag. Iets wat grootser is dan onze alledaagse beslommeringen, maar deze tegelijk niet in de steek laat.

Een spreuk geeft innerlijke kracht.
Dit bezinnen met een spreuk onderscheidt zich in wezen van het gewone bidden, dat een bijzonder geloof veronderstelt. Ook van het gedicht, die welluidende compositie van verrassende en originele frases.
De spreuk heeft iets van beide: van het gebed de innerlijke houding en de vraag, van het gedicht de betrokkenheid bij de wereld, de aandacht voor de woorden.

Terug naar De pedagogie