Bomen zijn er om in te klimmen, gras dient om op te sjotten, bloemen moet je plukken, fruit is er voor het ‘hapje’ in de pauze, een bos is een speelbos, paddenstoelen triggeren sprookjesvisioenen en groenten zijn er om te lusten of niet.
Dat is iets te kort door de bocht de verhouding van kinderen tot de plantenwereld, want er is meer.
Kleuters genieten intens van geur en kleur van bloemen, helpen dolgraag bij het snijden van groenten voor de soep en fruit voor de fruitmand of fruitsla. Of ze maken heerlijke boeketten van wilde bloemen of oergezellige herfsttuintjes met mos, eikeltjes, paddenstoelen en kleurrijke blaadjes tussen de wortels van de bomen in de schooltuin.
Bomen zijn een bijna obligaat onderdeel van hun tekeningen en dat blijft zo in de lagere school, waar de kinderen trouwens meer en meer begeleid worden in het aandachtig waarnemen van bomen en planten. Dat merk je aan de tekeningen en de schilderwerken tijdens een seizoenen- of granenperiode in de laagste klassen. Ook in sprookjes (de twaalf broers) en fabels (de eik en het riet), legenden en Bijbelverhalen (de boom van goed en kwaad), de mythologieën (de Yggdrasil), spelen planten een belangrijke rol.
De plantenwereld spreekt alle zintuigen aan: kleur en vorm, geur en smaak, zacht of hard en zelfs het ruisen of kreunen in de wind.
Elk kind heeft ervaring met deze wereld, nog voor een plantkundeperiode in de vijfde klas op het programma staat: plantkunde in de meest ruime en traditionele betekenis van het woord, inclusief zwammen, schimmels, korstmossen en algen.
Vanuit een kunstzinnige, associatieve benadering, zoals Goethe (de oerplant) en Steiner (de plant als omgekeerde mens) het voordeden, ontdekken de kinderen de plant in relatie tot de vier elementen. Dichters als Hugo (le papilllon et la fleur) en Gezelle (’t groeit overal entwat), musici zoals Cockenpot (colchiques) en Mozart (in iedere kleine appel) maken het intens beleven van de plantenwereld mogelijk.
Maar ook de exacte waarneming komt aan bod, want plantkunde is ook WO: Wereldoriëntatie volgens het leerplan, maar veel meer nog: Waarnemingsonderricht, en beter nog: Wereldontdekking. Want plantkunde is ook: aardrijkskunde (klimaatzones en plantengroei), geschiedenis (van varen tot steenkool, tulpenhistorie in Nederland, turf in de Kempen, Rozenoorlog), dierkunde (dieren in hun habitat), ecologie, mineralogie (kalkbodems), getallenleer (bloemen, zaden), meetkunde (vierhoek, vijfhoek, zeshoek), voedingsleer (mineralen), menskunde (spijsvertering, voortplanting), kunstgeschiedenis (Redouté) …
De kennis van de plantenwereld wordt opgebouwd aan de hand van grote contrasten: het verschil tussen den en spar bij de naaktzadige planten, het verschil tussen lelie en roos bij de bedektzadigen. En tot slot van de periode is er de rijke verscheidenheid van de meest volmaakte planten: de tweezaadlobbigen met onder andere kruisbloemigen, vlinderbloemigen, composieten en andere plantenfamilies, maar vooral de voor de mens zo belangrijke rozenfamilie met haar enigmatische pentagram (én gulden snede), waarover Bernardus dit vijfregelig vers schreef:
Vijf broeders staan in ‘t rond geschaard.
Twee van hen met baard geboren,
Twee zijn echter gladgeschoren.
Een van hen is half behaard
En draagt dus slechts een halve baard.

Terug naar De pedagogie