De koninklijke gaven goud, wierook en mirre (een gomhars) staan voor zon (goud), maan (wierook) en aarde (mirre) en tegelijkertijd voor hoofd, hart en ledematen van de mens.
Op die manier schenken de Drie Koningen het Kind alomvattende gaven.
Maar men kan het mysterie van het getal drie -karakteristiek voor dit feest- nog verder uitdiepen. Niet alleen door er de heilige of goddelijke Drievuldigheid -Vader, Zoon, Geest- mee te verbinden, maar ook onze bewustzijnskrachten. Deze krachten kunnen we onderscheiden in denken (hoofd), voelen (hart) en willen (ledematen). Of nog anders: waken, wakker zijn (hoofd), dromen (hart), slapen (wil).
Deze driegeleding van het menselijke wezen zit niet alleen in de vorm-elementen van ons lichaam en in de zielekrachten die hiermee verbonden zijn, maar kunnen ook fysiologisch beschreven worden: een samengaan van ons zenuw-zintuigsysteem (dat zijn centrum in de hersens heeft, maar in het hele lichaam aanwezig is), ons ritmisch systeem (met het centrum in het hart en de ademhaling dat het hele lichaam samenbindt en stuwt) en ons spijsverteringssysteem (het centrum in het onderlichaam dat door de verbranding in alle spieren aanwezig).
Wil men de mens in zijn geheel bekijken, dan bestaat hij niet enkel uit lichamelijkheid (lichaam), maar ook uit spiegelende innerlijkheid (psyche, ziel) en geestelijke productiviteit (geest).
De mens is lichaam, ziel en Ik-geest.
Dit alles belichamen deze fameuze Drie Koningen van 6 januari.

Deze drie-eenheid weerspiegelt zich ook in de maatschappelijke functies: cultuur (geestesleven), recht (staat) en economie (markt).
In de cultuur gaat het om het kunnen uiten en ontwikkelen van vermogens, talenten en begaafdheden die zeer divers kunnen zijn en die smeken om vrije expressie en productie (van binnen naar buiten) of vrijheid.
In het economische leven gaat het om behoeftebevrediging. Om ons voortbestaan te verzekeren, eigenen we ons dingen van de buitenwereld naar binnen toe, voor onszelf. We consumeren goederen die in principe schaars zijn, maar we kunnen niet zonder: daarom is broederlijkheid, eerlijk delen -met respect voor de natuur: fair en bio- voor het economische leven niet meer dan billijk.
Tussen cultuur en economie – tussen deze bewegingen van binnen naar buiten en van buiten naar binnen die zonder evenwicht enkel met elkaar kunnen botsen -, bevindt zich het rechtsleven. Een recht dat enkel gezond kan vormgegeven worden als het ademend tussen cultuur en economie staat, zich opbouwend vanuit afspraken tussen mensen die elkaar als gelijken beschouwen.
Cultuur: vrijheid, recht: gelijkheid, economie: broederlijkheid.
Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid: nogal eens van gehoord?

Het Driekoningenfeest bevat dus ook een na te streven maatschappelijk ideaal: vrijheid voor het geestesleven (onderwijs en cultuur), gelijkheid voor het rechtsleven (doorgedreven democratie) en broederlijkheid (solidariteit, samenwerking en eerlijk delen) in het economisch leven.
Een op de menselijke natuur gebaseerde opvoeding, die recht doet aan de driegelede aard van de mens draagt bij tot het ontstaan van deze driegeleding van het sociale organisme van de toekomst. In die zin werken opvoeding en toekomstige maatschappij op elkaar in.

Terug naar De pedagogie