Periodeonderwijs

Alle steinerscholen geven periodeonderwijs. Dit betekent dat de lesinhouden van een bepaald vak gebundeld worden door elke dag, gedurende enkele weken (meestal drie), ’s ochtends hetzelfde vak te geven. Zo heeft men de periode taal, de periode wiskunde, heemkunde …
Van half negen tot half elf krijgen onze kinderen gedurende enkele weken hetzelfde vak.
Hiermee gaan we niet enkel de versnippering van de leerstof in het lessenrooster tegen, we maken tegelijkertijd gebruik van de wakkerste momenten van het kind: de eerste uren van de voormiddag, wanneer de aandachtscurve optimaal is. Die ochtendtijd is uitermate geschikt voor nieuwe leerstof die vooral het hoofd moet aanspreken.
De ‘dal’momenten van de aandacht worden vervolgens gebruikt voor het inoefenen, het bewegen, het werken met de handen en het zuiver kunstzinnig onderwijs (muziek, tekenen, boetseren, toneel).
Op die manier worden de kinderen vanuit hun natuurlijke ritmiek op het juiste moment aangesproken. Dit bevordert het onthouden, het geheugen op korte termijn en wat men ‘de innerlijke verbinding met de leerstof’ zou kunnen noemen. Door de aandachtscurve te volgen, gaat de leerstof niet het ene oor in en het andere er weer uit.
Bijkomend voordeel van deze manier van werken is dat de les dagelijks weerkeert: wat vandaag wordt onderwezen, komt morgen terug in een uitgebreide vorm en op een ander niveau. De leerstof knoopt aan bij de vorige dag en groeit organisch verder, waardoor er een dieper contact ontstaat met het onderwerp. Kinderen krijgen een bad. In plaats van een willekeurig tijdsverloop ontstaat het gevoel van duur, van onderdompeling in de tijd.
Slaap is hierbij een belangrijk element. Het steineronderwijs is vermoedelijk de enige vorm van onderwijs die op een doelbewuste manier rekening houdt en zelfs werkt met het element slaap: tijdens de nacht wordt de leerstof van de dag verwerkt en de dag erna wordt hij gereactiveerd. Door de leerstof ’s nachts los te laten en hem de dag nadien opnieuw tot leven te brengen, ontstaat er een verbinding zodat de leerstof één groot geheel wordt. Door de langere lesduur (twee lesuren na elkaar) is het voor de leraar ook mogelijk om af te wisselen qua methodiek en dezelfde leerstof vanuit een ander gezichtspunt of werkvorm te benaderen. Er treedt een zekere onthaasting in het leren op, waardoor het leren dieper gaat.
En ten slotte, is er het recht om te vergeten. Na de intense periode wordt het vak losgelaten en begint er een nieuwe periode.
Vergeten als verteren, als transformatie. Loslaten, om er maanden later intenser, gerijpter en gemotiveerder op terug te komen.
Ook het kind heeft dit kunnen laten rijpen en kan er nadien nieuwe ervaringen en begrippen aan toevoegen.
Zo wordt leren een levensproces.

Terug naar De pedagogie