De temperamenten

Alleen doordat we op zo’n indringende wijze het zielengeestelijke met het fysieke in overeenstemming kunnen behandelen, naderen we op de juiste wijze de hele mens. Zo wordt ook de mens in onze Waldorfschool als wordende mens, als kind, naar zijn geestelijk-ziele-lichamelijke aanleg, in het bijzonder naar zijn temperamentaanleg behandeld.
Rudolf Steiner

Elke ochtend zien we het aan de schoolpoort (en elke ochtend ziet u dat ongetwijfeld aan het ontbijt): je hebt kinderen die met krachtige tred de schoolpoort binnenstappen, anderen komen huppelen, weer andere stappen behoedzaam en er zijn ook die sleffend binnekomen.
Het was de Griekse wijsgeer Hippocrates die voor het eerst bepaalde eigenschappen van de menselijke geest en de uiterlijke verschijningsvorm met elkaar in verband bracht en onderverdeelde in vier temperamenten: de sanguinicus, de flegmaticus, de cholericus en de melancholicus. Deze vier typen zijn natuurlijk niet of-of in de mens aanwezig, maar het ene is al dominanter dan het andere. Het dominerende temperament bepaalt de grondtoon van ons karakter, hoe we de wereld tegemoet treden, hoe we met onszelf en de andere omgaan en ook … hoe we de dingen opnemen.
Rudolf Steiner heeft de leer van de temperamenten een nieuw fundament gegeven door ze de verbinden met de antroposofische wezensdelen: het fysieke (aarde), het etherische (water), het astrale (lucht) en het ‘ik’ (vuur).
In deze weekberichten staan we even stil bij het sanguïstische kind, waarbij het element lucht overheerst. Het zijn kinderen die van afwisseling en afleiding houden. Ze kunnen genieten van veel mooie, kleine dingen en weten hun dierbaren te verrassen met oorspronkelijke cadeautjes. Ze zijn gevoelig voor sfeer en willen de stemming er graag inhouden.
De energie van het sanguïstische kind is luchtig en vluchtig: hij is extravert en reageert meteen op alles wat op hem afkomt. Die vele indrukken kunnen hem in de war brengen, zodat hij niet meer weet wat hij zelf eigenlijk wilde.
Een ellenlange vertelling is aan het sanguïstische kind niet besteed; wel een springerig, humoristisch verhaaltje met wat korte zijwegen. Leert hij over de boerderij, dan is het perspectief van de kip voor hem op maat gesneden. En wat rekenen betreft, is de vermenigvuldiging zijn ding: de getallen met sprongen verhogen, dat is het helemaal.
Zijn korte spanningsboog kan hij leren uitrekken als hij liefdevolle feedback krijgt. Hij zal een te slordige taak of klusje met liefde voor de juf of zijn mama/papa graag opnieuw willen doen. Dit herstellen, overdoen, is een goed middel om zijn energie te richten. Hij wordt oplettender als hij de verantwoordelijkheid krijgt voor een klein taakje. Tenminste: als het niet steeds hetzelfde taakje is. Afwisseling door variatie geeft hem steeds weer de stimulans om vol te houden.

Het flegmatische temperament
Bij het flegmatische kind overheerst het water. Letterlijk: het vraagt om vocht. Vergelijk het met de bomen: ook als ze kaal lijken, is het binnenin een drukte van belang. De sappen stromen golvend tot in de toppen van de roodkleurende bladknoppen. Het water draagt alles wat de boom nodig heeft door de stam omhoog vanuit de grond, tegen de zwaartekracht in.
Ook in het flegmatische kind is de werking van het vochtsysteem bepalend voor zijn functioneren. Stroomt dit voldoende, dan voelt het flegmatische kind zich als een vis in het water.
Zo’n kind ergert zich niet snel, want de indrukken van buiten lopen stuk op zijn energiesysteem dat als een brede rivier stroomt en hem beschermt. Genoeglijk kan hij genieten van het bestaan, goedgemutst en vriendelijk glimlachend om de drukte die anderen maken.
Flegmatische kinderen zijn vitaal. Ze hebben veel energie die rustig door hen heen stroomt. Daardoor hebben ze een groot uithoudingsvermogen: zijn ze eenmaal op gang, dan dendert hun trein gewoon door. Ze houden van werk dat om tijd en herhaling vraagt.
Vriendschappen zijn voor hen een natuurlijk gegeven: een flegmatisch kind is gezellig, maar het alleen-zijn heeft ook zijn voordelen.
Het zijn dromers die graag naar dingen kijken en erover nadenken. Ze lijken passief en onverschillig, maar dat betekent allerminst dat ze inactief en ongeïnteresseerd zijn: meestal hebben ze perfect in de gaten wat rondom hen gebeurt.

Wie het flegmatische temperament tot volle bloei wil laten komen, heeft geduld nodig. Wie iedere dag bij een kopje thee en een koekje kan luisteren naar de verhalen van de dag, wie hem opmerkt in zijn kwaliteiten, geeft hem de steun om te zijn wie hij is: het betrouwbaarste kind van de wereld.

Het melancholische temperament
Het melancholische kind leeft sterk in zijn lichaam en is verbonden met de aarde.
Dit kind is een beetje een piekeraar. Je vindt hem onder de tafel, tussen de kast en de deur en … soms in de kast, waar niemand hem ziet en hij veel kan nadenken. Hij speelt het liefste alleen.
Hij stelt diepzinnige vragen (waarom kan je god niet zien? Wat ligt er achter de horizon?) en lijkt in dit opzicht op een volwassene, hoewel hij uiterlijk nog heel lang kinderlijk gedrag kan vertonen (duimzuigen, nagelbijten of kauwen aan een potlood).
Het melancholische kind houdt van lange, dromerige verhalen, waarin het zich levendig kan verplaatsen en waarbij het zichzelf vaak de hoofdrol toebedeelt. Hij slaapt moeilijk in omdat zijn hoofd nog vol zit van gedachten en zelfverzonnen verhalen en staat dan ook op met een ochtendhumeur. Harmonisch naar bed gebracht worden en vriendelijk gewekt worden doen vaak wonderen bij een kind dat zich vaak bedroefd voelt. Ook de kalmerende kamille- of lindethee voor het slapengaan zijn heilzaam.
Het is een teer kind, dat veel zorg, liefde en begrip nodig heeft en veel voedsel vraagt voor ziel en geest: sprookjes en autobiografieën leren hem de eigen zwaarte vergeten doordat hij zich kan laven aan het lot en verdriet van de anderen. Hij is dan ook bij uitstek de ideale toeverlaat voor vriendjes met verdriet en pijn.
Het melancholische kind wordt aangetrokken door ritme, muziek en sport.
Het is erg kieskeurig met het eten. Een bescheiden maaltijd met niet te veel soorten voedsel die vooral boeiend zijn voor het oog, daarvan wordt dit van nature koude kind warm vanbinnen. Toppers op het menu is warm eten, in de zin van: vruchten die lang door de zon beschenen zijn: citrusvruchten, appels, druiven en verse bladgroenten.

Het cholerische temperament
De benoeming spreekt voor zich: dit vurige temperament kan in woede uitbarsten als het zijn zin niet krijgt. Het zijn de kleuters die aan de kassa van de supermarkt op de grond liggen krijsen voor het aanlokkelijke snoepje.
Gelukkig is dat zowat het enige minpunt van dit temperament. Cholerische kinderen zijn heel enthousiast: het zijn krachtnaturen, met sterke hartstochten en sterke instincten en weinig geduld. Vuur is hun element. Ze zijn altijd zichzelf en zijn zelden of nooit humeurig. Ongerustheid of zich zorgen maken, staan niet in hun woordenboek. Emoties ga je echter niet vaak zien … (tenzij een woede-uitbarsting).
Ze zijn plichtsbewust, volhardend, hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel, en een grote liefde voor structuur en zekerheid. Hun creativiteit uit zich in een verscheidenheid aan efficiënte oplossingen waarmee ze hun doel bereiken: of het nu taal, theorieën, gereedschap of een computer is. Hun energie kan in het gezin en in de klas een stuwende kracht zijn bij moeilijke taken, een toneel, de organisatie van feestjes enzovoorts.
In het vuur van zijn enthousiasme vergeet het cholerische kind al eens om rekening te houden met andermans gevoeligheden en tegelijkertijd kan hij zich diep gekwetst voelen als iemand hem niet erkent.
Zijn enthousiasme maakt het hem moeilijk om netjes te werken, maar voor een geliefd persoon kan hij met taaie volharding iets tot stand brengen wat niet in zijn aard ligt.
Het cholerische kind is in zijn element bij taken die net ietsje boven zijn kracht liggen en natuurlijk bij fysieke inspanningen waarvoor je vroeg moet opstaan en veel moet doen. Opstaan is geen probleem, maar naar bed gaan, ligt wat moeilijker: er is nog zo veel te doen! Ook in het ziek-zijn komt zijn cholerische temperament naar boven: in enkele uren hoge koorts, maar de volgende dag weer actief als vanouds.
Slagwerk en trompet zijn de muziekinstrumenten bij uitstek voor zo’n temperament, al is het ook de moeite om hem een snaarinstrument aan te bieden waarmee hij zijn temperament moet leren beteugelen in het oplettend luisteren naar de zuiverheid van toon en het zorgvuldig hanteren van de strijkstok. Hij zal dan kunnen ervaren dat de schoonheid van de muziekbeleving tot stand komt door een beteugelde krachtinspanning.
Qua voeding is het kwestie van het vuur niet aan te wakkeren: licht verteerbaar voedsel, niet te kruidig, vruchtensappen die wat samentrekkend werken (kersen, duindoorn, citroen …) en waterige vruchten zoals meloen en komkommer.

Beethoven was een cholericus: hij liet zich door niets of niemand onderwerpen, maar door zijn muziek vormde hij zijn temperament om tot een morele kracht en liefde voor de waarheid.

Terug naar De pedagogie